1. Terminologie
Tijdelijkheid, tussentijd, pauzelandschap, 'Zwischennützung', 'meanwhile'. Het tijdelijk gebruik van gronden en panden drukt in vaktaal steeds hetzelfde uit: dat het om een overgangsfase gaat, een oude situatie die voorbij is - of niet helemaal - terwijl de nieuwe al ingeleid wordt. De fabriek, het winkelpand, het kantoorgebouw, de braakgrond, het haventerrein of het appartementencomplex worden slechts temporeel gebruikt, in afwachting van een definitieve ingebruikname die de sites hun definitieve bestemming geeft. Voor de eenvormigheid spreken we hier van 'tijdelijk gebruik'.
2. Beknopte historiek
Het tijdelijk gebruik is ons niet helemaal onvertrouwd. Markten, kermissen, campings of openluchttheaters zijn in feite eeuwenoude, bekende vormen. In Vlaanderen kwam de afgelopen jaren vooral het occassioneel gebruik van restgronden en leegstanden in zwang: de aanwending van onorthodoxe plekken bij theater- en muziekopvoeringen, openluchttentoonstellingen en zomerfestivals. Een gewoonte die we delen met de Estse hoofdstad Tallinn; het leven speelt er zich jaarlijks enkele maanden in de openbare ruimte af, vergezeld van vele recreatieve voorzieningen en terrassen.
In het buitenland nam het tijdelijk gebruik van gronden en panden de afgelopen decennia een vlucht. Met name in oude, grootschalige industriegebieden; al voor de financiële en economische crisis heerste er grote leegstand en onderbezetting. Het tijdelijk gebruik nam er nieuwe, niet-recreatieve, meer functionele vormen aan. In gebieden als bijvoorbeeld Newcastle/Gateshead, Manchester en Londen (Engeland), in Nantes en Marseille (Frankrijk), in Berlijn en het Duitse Ruhrgebied, of in de Rust Belt in de VS met steden als Pittsburgh, Cleveland, Chicago, Detroit en New York.
In het Duitse Ruhrgebied en de Lausitz, de grenszone Duitsland-Polen-Tsjechië, betekende de verdwijning van industrie en mijnbouw een sterke terugloop van de bevolking en voorzieningen. De overheid herontwikkelde de terreinen met behulp van tijdelijk, alternatief gebruik van verlaten terreinen voor economische innovatie, recreatie, toerisme en evenementen, gericht op de revitalisering van de regio, met de overheid in een centrale rol en met veel aandacht voor industrieel erfgoed.
In Eindhoven (Nederland), waar Philips vanaf 2006 vele terreinen en gebouwen afstootte, joeg het bedrijf het hergebruik van 'de Strijp' zelf aan, samen met de woningbouwcorporatie Trudo, de gemeente Eindhoven en de Technische Universiteit, met ondermeer tijdelijke functies en evenementen. Eindhoven profileerde zich onmiddellijk als regio voor innovatie en design.
In Nederland en andere delen van de westerse wereld die tijdens de financiële en economische crisis vanaf 2007-08 in een toestand van economische en demografische krimp geraakten, leidde leegstand op de bedrijfs- en kantorenmarkt vaak tot burgerinitiatief, geïnspireerd op directe lokale behoeften en verzuchtingen. De eerste stedelijke experimenten met 'tactical urbanism' kwamen tot stand onder invloed van dynamische groepen die met kleine, goedgemikte en goedkope 'tactische' interventies de ruimte inpalmden en veel bijval oogstten bij de lokale bevolking. De New-Yorkse stadsplanner Mike Lydon was de eerste die dit soort beweeglijke burgeracties in 2010 vatte onder de noemer 'tactical urbanism', een begrip dat eigenlijk al geïntroduceerd was in 1984 door Michel de Certeau in The Practice of Evenday Life, de vertaling van 'L'invention du quotidien' uit 1980. De Certeau duiden er nog gebeurtenissen uit Parijs 1968 mee aan. Lyndon paste het toe op de nieuwtypische burgeracties die behalve autonomie ook een open karakter en coöperatieve inslag bezaten.
De inventieve en vaak vruchtbare projecten die Nederlanders en Duitsers vanaf de nullies neerzetten, wekten steeds vaker de belangstelling van overheden en private grond- en pandeigenaars, die er mogelijkheden in percipieerden om hun eigendom gedurende de lange braak beheerd en gevrijwaard te houden van vandalisme en verval. Het concept 'tijdelijk gebruik' introduceerde een flexibel, strategisch (participatie)instrument voor interventies van korte duur die een tastbare sociale, economische en/of culturele meerwaarde produceren voor de omgeving, en dat tegen lage kostprijs. Waar de overheid ze valideerde en ondersteunde, betekenden ze een reële meerwaarde voor de stadsontwikkeling. Ze openden een alternatieve piste voor ontwikkeling op lange termijn op een meer organische manier. De IJ-oevers in Amsterdam en Zaanstad en de Stadshavens in Rotterdam werden voorwerp van een min of meer gecoördineerde aanpak, in coalitie met een groot aantal particuliere initiatiefnemers en met een brede waaier van concepten, van stadslandbouw tot nieuwe werklocaties. Tijdelijk gebruik werd er op jaren tijd een geaccepteerde vorm van privaat-publieke samenwerking op structurele basis, geschraagd door soepele, aangepaste regelgeving en procedures.